Oei, even had ik spijt dat ik het genoemd had. Ik was op een feestje en vertelde iemand hoe de cats me ‘bij de les’ houden. De wereld kan in brand staan – ahum, ik noemde Parijs – zij gaan rustig liggen en laten zich nergens door gek maken. Dat straalt kalmte uit en ik blijf in de zachte kracht van het hart. Aan dat laatste kwam ik niet toe om te vertellen, wel om te doen.
“Ik accepteer niet…” en “onze normen en waarden” en “Ik wil er geen last van hebben”. Als mensen vijf keer per dag wilden bidden, wilde zij er geen last van hebben, bijvoorbeeld. “Hoezo heb jij daar last van?” “Ja, daar heb ik last van…”
“Dat is wel heel onverdraagzaam,” vond ik. Ja, dat vond ze zelf ook en er was nog veel meer wat ze niet accepteerde. Als ze geen hand kreeg bijvoorbeeld. (Of dat ooit was gebeurd, deed er niet toe.)
Ik vertelde het verhaal over iemand die me in Istanbul had geholpen om geld te wisselen voor de taxichauffeur en mijn koffers naar het hotel om de hoek te brengen, ongevraagd was hij opgesprongen toen hij mij zag worstelen. Hij werkte in een winkel en elke dag als ik daar langs liep kreeg ik een kopje thee, kletsten we wat, gaf hij advies en toen ik daar wat souvenirs kocht aan het eind van de week, gaf hij allerlei extra’s in plaats van me af te zetten (normaal moet je onderhandelen). Ten afscheid wilde ik hem een hand geven en bedanken. Maar nee, hij mocht mij geen hand geven. Natuurlijk was ik daar ook geschokt over. Dat was zijn geloof, legde hij uit. Natuurlijk vond ik dat bizar, welke God zou het daar nou mee eens zijn? Maar dit was wel een eerlijk, vriendelijk en behulpzaam mens. Dus waarom zou ik hem in z’n geheel afwijzen omdat hij mij geen hand mocht geven? Toch goed dat we contact hadden gehad, we hebben allebei ervaren dat de ander gewoon ‘mens’ is.
Zoals ik nu ook in gesprek was met haar. Van mens tot mens. Zij probeerde mij te begrijpen en ik haar. “Kan je inzien dat jouw intolerantie net zo extreem is als die van geloofsfanaten?” vroeg ik. Ja, dat kon ze wel. Ze wist het van zichzelf. Ze vond zichzelf zelfs gevaarlijk. “Dat is wel mooi dat je dat kan zien,” zei ik. Ze gaf toe dat het misschien inderdaad wel angst was, deze onverdraagzaamheid, omdat ze zichzelf ook niet vertrouwde. “Jij gelooft waarschijnlijk in het goede van de mens, ik niet. Omdat ik van mezelf weet dat ik in de kern misschien wel slecht ben.” Wat ik natuurlijk onzin vond, dat laatste. “Een ding hebben we wel bereikt,” zei ik. “Normaal gesproken was ik al afgehaakt, omdat ik geen zin had in zulke gesprekken. Maar we proberen elkaar te begrijpen. Dat is de sleutel tot de oplossing.”
“Ja,” vond ze, “Dat is waar. Wij hebben wel iets bereikt nu. Maar ja, de rest van de wereld…” Je moest eens weten… dacht ik. Dit is het, hier gaat het om. Dat mensen onderling – in het klein – elkaar niet afwijzen, maar hun best doen elkaar te begrijpen. Zo worden we vanzelf toleranter… En een klein stapje heeft effect op het geheel. Ook ik heb mijn intolerantie opzij gezet om het gesprek wel aan te gaan. We zijn allemaal mensen, ontdek de mens in elkaar.