God
Op een zekere dag besloot God om naar de aarde te gaan.
Hij wilde nu zelf wel eens weten hoe het was om als mens te leven.
Hoe kon het toch dat er zoveel verdriet en pijn was op de aarde?
De mensen huilden en baden maar: God help ons, verlos ons.
Misschien zou het helpen als hij z’n verhaal zelf eens vertelde.
Hoe mooi alles was en dat alles er was om gelukkig te zijn.
Hij werd geboren in een arme sloppenwijk,
omdat hij niet de makkelijkste weg wilde kiezen.
Steeds als ze weer werden weggejaagd,
Bouwden ze een nieuw dak boven hun hoofd.
Wij zijn heel rijk, vertelde hij op school.
We verhuizen elke maand.
We hebben eten en we kunnen slapen.
Ik kan leren en ik kan voetballen.
En we houden van elkaar.
Maar op school werd God gepest.
Hij had namelijk gaten in z’n kleren.
Netjes hersteld, maar ‘afgekeurd’…
De anderen begrepen hem niet.
Dat hij zomaar dankbaar was.
Terwijl hij eigenlijk niks had.
Z’n ouders leerden hem bidden,
Hard werken en eerlijk zijn.
Niet zeuren en je best doen.
Dan komt alles goed.
Vertrouw op God, zeiden ze dan.
God vertrouwde wel op God,
Deed goed z’n best en werkte hard.
Braaf deed hij mee met bidden.
Maar owee als hij zei
dat God echt zo streng niet was.
Dat je best plezier mocht hebben,
mocht voetballen en lachen.
Dan kreeg hij ervan langs.
God begreep er niks meer van.
Wat had hij verkeerd gedaan?
Hij hield van alle mensen.
Wat deden mensen zichzelf toch aan?
Ga jij maar in de leer, zei z’n vader,
Bij een strenge religieuze meester.
Want iets in je opvoeding
is niet helemaal goed gegaan.
Verbijsterd hoorde God daar aan
hoe Hij zou oordelen over de medemens.
Wat hij wel goedkeurde en wat niet.
Over schuld en over zonden.
Over straf en over hel!
Wat denken de mensen wel?
Zelfs God werd bijna boos,
het deed hem diep verdriet.
Dat niemand hem begreep,
z’n verhalen hoorden ze niet.
Nog steeds hield hij van alle mensen.
Wilde z’n verhaal vertellen
en helpen, zoveel hij kon.
Weet je wat? Ik geef ze te eten.
Ik geef ze liefde en plezier
Ik dans en zing en maak muziek
Vertel verhalen van klein geluk.
Misschien dat ze dan de tijd vergeten,
Genieten en begrijpen:
de hemel op aarde begint hier!
In een vreemd land hield hij zich staande.
Z’n ouders waren daar naartoe gevlucht.
Hij hielp de mensen, luisterde en zei altijd:
Geloof in jezelf, je bent sterk, je kan het!
Tot op een dag hemzelf het noodlot trof
Hij raakte alles kwijt, ook de weg.
Naar zichzelf, de weg naar God.
Van heimwee begon hij te drinken.
Op zoek naar het gevoel van toen.
Bijna was hij vergeten dat hij God was
en dat hij iets moest doen.
Doorgaan,
geef de moed niet op,
vertrouw op God!
Je belooft zoveel, zeiden de mensen
Waar blijf je nou met je liefde en geluk?
Je hebt beloofd dat je er zou zijn voor ons
En nu? Waar ben je? Waar is jouw geluk?
God huilde diep van binnen.
De pijn werd hem teveel.
Wat moest hij toch beginnen
in zo’n wereld, zijn wereld zonder geluk?
Waar is het vertrouwen gebleven?
Waar is het geloof, de liefde, het plezier?
Wie kwam God redden?
Van z’n ongeluk?
God wenste dat hij God weer was
En alles kon beheersen
Want als God op aarde
Accepteren de mensen je niet.
Ze horen je niet, ze zien je niet.
God liet een boodschap achter
Vlak voor hij weer naar huis vertrok:
Lieve mensen, zie toch de God in elkander
Dan vind je God in jezelf ook terug.
Dan leef je in een hemel op aarde,
Dat is de verlossing, die ik heb beloofd!
Net op tijd werd God gered.
Z’n engelen schoten hem te hulp.
Ze konden hem niet helemaal begrijpen.
God was veranderd,
God was zichzelf niet meer.
Hoe konden ze hem opbeuren,
Helpen, steunen en vertellen
dat maar een ding belangrijk was?
Dat hij in zichzelf moest geloven,
Hoe erg alles ook was.
God had zich laten vangen
door het menselijk leed.
Daardoor wist hij niet goed meer
Wat hij hier eigenlijk deed.
God, word wakker, sta eens op!
Hoogste tijd om de wereld te redden!
Vertel je verhalen!
Geef de mensen moed!
Want als jij het niet eens meer kan,
hoe moeten de mensen dan weten hoe het moet?
Zuchtend en steunend stond God op.
Je hebt gelijk, ik heb veel kracht.
Maar waarom hebben de mensen
Toch zoveel overmacht?
“Omdat je je laat vangen
In hun drama’s en hun pijn
God, je weet toch wel,
Dat je alleen maar jezelf hoeft te zijn?”
Petra